Een mens is gemaakt om te ontmoeten, om een verbinding aan te gaan. Wij raken aan en hebben het nodig dat we (aan)geraakt worden. Daar groeien we van. Een aanraking kan ons bestaan bevestigen, gronden. Via de ander leren we ons zelf kennen. Als kleine kinderen affectief worden aangeraakt gedijen zij veel beter dan kinderen die het zonder deze aanraking moeten doen.

Ons lijf voelt of de ontmoeting veilig is. Ze geeft signalen, die aangeven of we ons toeneigen, of afwenden. Ook kunnen we voelen waar de grenzen zijn in de ontmoeting. Zo stellen ontmoetingen ons telkens voor een uitdaging. Kan ik bij mezelf blijven en toch samen zijn? Het lichaam geeft ons hierbij aanwijzingen.

In haptotherapie staat de bevestigende ontmoeting centraal. Met woorden, maar ook via de directe aanraking. Het aanraken gebeurt met respect en ruimte voor de ander. De aanraking doet een uitnodiging op jou. Ze biedt de veiligheid om het persoonlijk verhaal te gaan voelen.

Vaak proberen we pijnlijke gevoelens te onderdrukken; we voelen niet (meer). Als ons gevoelsvermogen onderontwikkeld is, krijgt ons denken de overhand. De balans tussen voelen en denken is verstoord.
In het lichaam is dit voelbaar en zichtbaar in houding, beweging en mimiek. Als gevoelens weggestopt worden, is er vaak sprake van verharding. We hebben als het ware een pantser om ons heen. Dit pantser beschermt ons tegen de buitenwereld, maar het schermt ons ook af van die buitenwereld.

Het is dan moeilijk om jezelf te laten zien. Je kan dan niet gekend worden. Het vermogen om een ontmoeting aan te gaan raakt letterlijk verstopt. Dit is zichtbaar in de ruimte die we innemen. Soms is die ruimte klein, bij anderen juist heel groot. Maar beide vormen zijn net niet passend voor het kunnen ontmoeten.